Hulp van buiten
7 juli 1945

Ruim 11.000 Delftenaren stonden er de afgelopen weken voor in de rij, maar op 4 juli sluit de Hongerkliniek definitief de deuren. Het was één van de hulpinitiatieven die na de bevrijding het licht zag. Gedurende ruim 6 weken lagen hier in totaal 115 mannen en 85 vrouwen op zaal. Voor 11 van hen kwam de zorg te laat. Zij behoren tot de 182 Delftenaren die met name in het eerste halfjaar van 1945 stierven aan ‘ondervoeding, honger en koude’.
Feeding teams
Na de bevrijding lijdt Delft nog wekenlang honger. Mensen zijn verzwakt en lusteloos, hebben last van diarree en misselijkheid. Voor de allerzwaksten biedt het Rode Kruis uitkomst. Op 18 mei arriveren drie feeding teams, twee voor de stad en één voor de directe omgeving. Zij bestieren het noodziekenhuis in de Huyterstraat, waar in de Wilhelminaschool en de Dr. Kuyperschool plek is voor 140 ernstig ondervoede mannen, vrouwen en kinderen. De aanloop voor het spreekuur is overweldigend. Rode Kruismedewerkers keuren iedereen, geven advies of extra voedingsbonnen en nemen de zwaarste gevallen op in de zogenoemde Hongerkliniek. Af en toe brengt de politie een patiënt binnen, zoals de 67-jarige mevrouw Adams die op de Voldersgracht in elkaar zakt en niet meer verder kan.
In de kliniek liggen uitgemergelde patiënten met extreem gewichts- en spierverlies, of juist met opgezwollen lichaamsdelen door hongeroedeem. Ze staan onder strikte controle en krijgen vloeibaar voedsel toegediend, indien nodig via een neussonde. Als Veritas eind mei een rondje door het pand maakt, liggen er nog 95 patiënten in kritieke toestand: ‘Het is ons onmogelijk de ellende te beschrijven.’ Halverwege juni keren de kansen. Er komt meer voedsel beschikbaar en de feeding teams van het Rode Kruis maken zich op om te vertrekken.

Het Rode Kruis deelt voedsel uit op het Sint Agathaplein. Foto: W.F. van Oosten, TMS 10585
Zusters uit het Zuiden
Ook het al eerder bevrijde Zuiden van Nederland biedt hulp. Op 9 juni arriveert de mobiele colonne Margriet: 22 jongedames uit Roosendaal die sociale gezinszorg bieden. Zij zijn uitgezonden door het EK-huis, een afkorting die staat voor ‘Eucharistische Kruistocht’. Er gaan ook colonnes naar Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Begin augustus worden zij afgelost door een colonne voor gezinshulp van ‘boven de Moerdijk’. Voordat het zover is, zien Delftenaren ook een ploeg met 54 zusters van het Sint-Elisabethgasthuis uit Arnhem arriveren. Onder leiding van Zuster Honorata werken zij mee aan nóg een extra voorziening.
Al tijdens de oorlog is het gebouw van Weg- en Waterbouw aan het Oostplantsoen aangewezen voor noodopvang. Nu moet het een ziekenhuis worden waar 500 repatriërende Delftenaren in quarantaine kunnen. De Arnhemse zusters halen tafels, stoelen en bestek op bij een pakhuis in de Vissteeg. Daar heeft het Gemeentelijk Bureau van Roerende Goederen van Vijanden en Landverraders een opslag, en ligt dus de inboedel van gevangengenomen NSB’ers. Het is bij lange na niet genoeg om zo’n groot ziekenhuis mee op te zetten. Er zijn nauwelijks medische middelen, zelfs niet voldoende matrassen. Uiteindelijk zijn er slechts 50 plekken beschikbaar.

Uitgemergelde man, vermoedelijk in de Delftse Hongerkliniek. Foto: Filmdienst der Binnenlandse Strijdkrachten Delft, NIOD 188446
Repatrianten
De bescheiden capaciteit blijkt geen probleem. De meeste repatrianten willen en kunnen snel naar huis. Bij de opening van het noodziekenhuis op 2 juli worden slechts 27 mensen opgenomen. Onder hen zijn de Amsterdamse chauffeur Christiaan van Beek en de Haagse kantoorbediende Wijnand Twilt, hoogstwaarschijnlijk mannen die in Duitsland gewerkt hebben. Naast hen krijgt onder andere kapelaan Reinier Hegge een plek. Hij bevindt zich al sinds 1941 in Duitse gevangenschap en is naar verluidt de enige geestelijke die concentratiekamp Bergen-Belsen overleeft. Ook het Joodse echtpaar Maurits en Zellina Zadick-van Gelderen arriveert aan het Oostplantsoen. Zij overleefden de concentratiekampen, in tegenstelling tot hun ouders, het merendeel van hun broers en zussen én hun enige zoon, Leon. Na een week vertrekken zij naar Amsterdam.
De meeste repatrianten keren zo snel mogelijk naar huis. Het noodziekenhuis biedt nog even plek aan patiënten uit Den Haag en Rotterdam, maar in oktober wordt het geliquideerd. De Arnhemse nonnen zijn dan allang vertrokken. Enigszins gedesillusioneerd, want zij hebben vooral zitten wachten op de honderden patiënten die maar niet kwamen.
De extra zorg raakt overbodig. Het wordt tijd om terug te keren naar de gewone gang van zaken. Of dat al lukt? Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 14 juli 1945: Terug naar normaal.
Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:
- Veritas, mededelingenblad voor Delft en omstreken, 19-5-1945, 28-5-1945 en 9-6-1945 (www.delpher.nl)
- Archief 97. Oude en Nieuwe Gasthuis Delft
o 324. Briefwisseling van de ‘Centrale leider kring Delft luchtgewonden’ over noodziekenhuizen in Delft en elders, 1944-1945
o 325. Opnameformulieren van de patiënten in het noodziekenhuis, juli-aug. 1945
o 326. Register van patiënten in het noodziekenhuis, juli-okt. 1945 - Archief 440. GGD Delfland
o 74. Jaarverslag GGD Delft, 1945 - Archief 575. Gemeentepolitie
o 640. Dag- en nachtrapporten, 24-5-1945 - Archief 653. Gemeentebestuur Delft
o 6456. Stukken over medewerking aan acties Nederlands Volksherstel en Stichting Nationale Hulpactie Rode Kruis, 6-8-1945 en 22-9-1945
Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.
Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?