Gevaarlijk werk – Stadsarchief Delft

Gevaarlijk werk

 

22 september 1945

Carolina, een jonge dienstbode uit Den Haag, stapt op 20 september op de fiets. Ze hoopt haar vriendje eindelijk weer te zien. Ze hebben drie jaar verkering, maar nu mist ze hem al maanden. Haar vriendin Ria vertelt dat hij waarschijnlijk in Delft is, in het gebouw van de hbs in de Mijnbouwstraat. Carolina gaat op pad, maar ze krijgt hem niet te zien of te spreken. Wel staat de politie haar op te wachten. Haar vriend is immers een Duitse krijgsgevangene; contact met hem is ten strengste verboden.

Vrouwenbezoek
Carolina is niet de enige die de Duitse mannen probeert te benaderen. Op 7 augustus al wordt een lompenkoopman uit Woerden gesnapt. Hij heeft een brief, een stuk chocolade en een pakje sigaretten door een kapotte ruit aan de achterzijde van de hbs naar binnen geworpen. Allemaal voor soldaat Ernst, het liefje van zijn dochter. Voor dergelijke romantiek is geen mededogen; hij moet mee naar het Armamentarium.
Eind augustus krijgt de politie een tip van een buurtbewoonster uit de Cornelis Trompstraat. Zij ziet dat er ’s avonds vrouwen door het raam naar binnen worden gehesen om Duitse militairen te ‘bezoeken’, zoals ze zegt. Deze dame blijkt een trouwe tipgever. Op 5 september belt zij nogmaals, nu om te melden dat er vier vrouwen rondlopen die contact zoeken met de in de hbs gelegen krijgsgevangenen: ‘De moffen verschijnen steeds voor de ramen als de dames passeeren.’

Het strand van Scheveningen is nog lang niet bereikbaar, levensgevaarlijk door alle mijnen die er verstopt liggen. (NIOD)

Mijnen ruimen
Maar wat doen deze Duitsers hier nog, ruim vier maanden na de bevrijding? Ze maken deel uit van de ongeveer 7.000 krijgsgevangenen die onder bevel van Engelse bewakingstroepen worden ingezet om mijnenvelden op te ruimen. Duitse soldaten die na de capitulatie ook snakten naar vrede en hun familie kregen een spoedcursus mijnen opruimen en werden met een mijndetector het veld ingestuurd. Ook Nederlanders doen aan de opruimwerkzaamheden mee, vaak jonge jongens die zich als oorlogsvrijwilliger hebben aangemeld. Hun werk is hard nodig. Na vijf jaar bezetting telt Nederland ruim 5.500 mijnenvelden, met bij elkaar zo’n 1,8 miljoen mijnen. Die liggen voornamelijk in het zuiden en aan de kust, als verdedigingswal tegen verwachte aanvallen vanuit België en Engeland.
Delft fungeert een tijdje als German Transit Camp, als doorgangspost naar de Zeeuwse kust en de Hollandse eilanden. In juli verblijven er 200 krijgsgevangenen in Delft, medio september zijn het er zelfs 500. Misschien dacht de Haagse dienstbode daarom dat haar vriendje nu hier zou zijn. De mannen zitten hier tot 8 oktober, daarna trekken ze weer door naar een volgend gebied. Nog tot in 1946 worden Duitse gevangenen ingezet voor het ontmantelen van landmijnen en granaten, en het weghalen van houten en betonnen staketsels die over de hele Noordzeekust verspreid liggen. Het duurt nog even voordat Delftenaren weer onbekommerd een dagje naar het strand kunnen.

Duitse krijgsgevangenen zoeken en verwijderen mijnen in de duinen. (NIOD)

Luxebehandeling?
Er klinkt gemopper in de stad over Duitsers die gerieflijk in de hbs bivakkeren en regelmatig rondhangen op het terrein. De Britse commandant weerspreekt de luxebehandeling. Er kan niet 24 uur per dag gewerkt worden. En stoelen en tafels zijn nu eenmaal nodig om kaarten op uit te kunnen spreiden ter voorbereiding van de werkzaamheden. Werk dat overigens levensgevaarlijk is; minstens 200 Duitse krijgsgevangenen komen om, net als 50 Nederlanders. Nog eens honderden van hen raken ernstig gewond.
Het klinkt misschien logisch dat degene die de mijnen geplaatst heeft ze ook weer opruimt, maar de hier gebruikte constructie is tegen de wet. Een krijgsgevangene geniet rechten volgens het in 1929 ondertekende Verdrag van Genève: hij mag niet te werk gesteld worden en zeker niet in zo’n gevaarlijke omgeving.
Dat neemt niet weg dat Delftenaren met scheve ogen naar de Duitsers blijven kijken. De fictieve ‘Kan Kerpit’ spuwt zijn gal in de krant nadat hij op straat bijna aangereden wordt door een auto met ‘vier vette moffen-officieren’, die ook nog eens ‘heerlijk genieten van een sigaretje’. In dezelfde brief klaagt hij over een extreem duur fotolijstje van zes gulden, zulke handel moet toch verboden worden?

Om dit soort woekerprijzen uit te roeien is een drastische maatregel in de maak. Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 29 september 1945: Miljoenenoogst.

Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:

  • Joep Wijnberg-Stroz en Marianka van Lunteren-Spanjaard, Blijvers en voorbijgangers. Joden in Delft, 1850-1960 (Kampen 1998)
  • Veritas, mededelingenblad voor Delft en omstreken, 13-7-1945, 14-7-1945, 19-9-1945, 11-10-1945, 4-2-1946 en 5-2-1946 (t/m 12-10-1945 op www.delpher.nl)
  • www.anderetijden.nl, aflevering 355 Mijnen ruimen
  • Archief 575. Gemeentepolitie
    o 641. Dag- en nachtrapporten, 7-8-1945, 29-8-1945, 5-9-1945, 20-9-1945 en 21-9-1945
    o 648. Register met chronologische aantekeningen, 9-8-1945

Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.

Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?

Inloggen
Share
Tweet
Share