Onderduikkinderen

20 april 1946

Op Spoorsingel 28 woont de familie Chardon. Het is vandaag, 20 april 1946, precies een jaar geleden dat hun zoon en broer Kees Chardon overleed in concentratiekamp Wöbbelin. Hij was nog maar 25 jaar oud. Kees zat gevangen omdat hij honderden onderduikers aan een schuiladres hielp. De familie rouwt, maar troost zich met de gedachte dat Kees vele anderen gered heeft.
Zijn zus Margreet gaat in 2005 op zoek naar de Joodse kinderen die soms maar één nachtje bij hen thuis doorbrachten. Hebben zij het inderdaad overleefd? Is haar broer niet voor niets gestorven? Bij haar zoektocht wordt zij geholpen door de Delftse journaliste Trudy van der Wees, die er een indringend blog over schrijft.

Aan de gevel van Spoorsingel 28 herinnert een plaquette aan een vroegere bewoner: verzetsheld Kees Chardon. (foto Anne Reitsma, TMS 111673)
Weesgegroetjes
Terug naar het voorjaar van 1946. Iets verderop, in de Hugo de Grootstraat, woont Maria (3 jaar): een gewone peuter, enig kind en katholiek gedoopt zoals haar ouders. Iedere avond bidt ze met hen een Weesgegroetje voor een foto met twee voor Maria onbekende volwassenen. Dat zijn haar tante en oom, die zijn omgekomen in de oorlog. Tenminste, dat is wat haar is verteld. Over een paar jaar zal Maria de waarheid te weten komen. Op school wordt ze op een dag ‘een Jodenkind’ genoemd. Ze begrijpt er weinig van, maar ze vangt weleens iets op. Als er post voor ‘Sara Dresden’ op de mat ligt, vallen de puzzelstukjes op hun plek. Zij is Sara, en haar Delftse ouders zijn niet haar echte vader en moeder.
Het verhaal van Sara begint in Amsterdam. Ze is nog maar een paar weken oud als haar ouders Koosje Levit en Sem Dresden in februari 1943 van hun bed worden gelicht om naar Westerbork te gaan. Ze hebben twee kinderen: Judokje (3) en de pasgeboren Sara. Het lukt om de zuigeling in allerijl bij de buren onder te brengen, in de hoop dat zij daar veilig is. Sara belandt alsnog bij de Joodse crèche, maar komt via een uitgebreid verzetsnetwerk in juni 1943 in Delft terecht, aan de Spoorsingel in het huis van de Chardons. Daar verblijft ze twee nachten, totdat Kees Chardon een plek voor haar vindt: bij het katholieke kinderloze echtpaar Venselaar in de Hugo de Grootstraat.
Maria of Sara
De Venselaars ontfermen zich over de baby. Na de oorlog horen zij dat de rest van het gezin Dresden in Sobibor is omgebracht. Er zijn alleen nog een oom en tante in Dokkum, die de handen vol hebben aan het eigen gezin en de zelf doorgemaakte oorlogstrauma’s. Maria blijft in Delft. Het verklaart ook de foto waar Maria iedere avond voor bidt: dat zijn haar biologische ouders. De pleegouders vertellen de harde waarheid niet, maar proberen zo via een omweg toch een lijn naar haar vermoorde vader en moeder te leggen. Veel meer willen of kunnen ze er niet over kwijt. Maria blijft daardoor altijd zoeken naar aanknopingspunten voor haar eigen identiteit. Wat is er in die eerste maanden gebeurd? Zijn er nog meer familieleden? In hoeverre is ze nu Joods of katholiek?
De naam ‘Sara’ maakt haar aanvankelijk zelfs kwaad. Maria wil niet Joods zijn, want dat moet wel iets heel slechts zijn – anders zouden er nooit zoveel mensen vermoord zijn… Het is keiharde kinderlogica, die thuis niet wordt weersproken. Pas op latere leeftijd leert Maria ook haar Joodse achtergrond waarderen en ontdekt ze zelfs nog een aantal andere verwanten. In 2005 reageert zij op de oproep van Margreet Chardon, waarna ze haar indrukwekkende levensverhaal vertelt. Maria blijkt dan inmiddels haar balans gevonden te hebben. Als ze in februari 2021 overlijdt, prijken haar beide namen op de rouwadvertentie.
Traumaverwerking
Het verhaal van Maria is niet uniek. Overal in het land duiken kinderen op die weliswaar gespaard zijn, maar die hun ouders op gruwelijke wijze hebben verloren. Zowel de Commissie voor Oorlogspleegkinderen als de Joodse voogdijvereniging Le-Ezrath Ha-Jeled bepalen waar deze kinderen het beste opgevangen kunnen worden. Bij hun onderduikouders of bij teruggekeerde familieleden? En krijgen ze daar een Joodse of andersoortige opvoeding? Niet zelden worden er achteraf bezien verkeerde keuzes gemaakt. Traumaverwerking en psychische hulp voor kinderen zijn in 1946 nog nauwelijks voorhanden. Dat gecombineerd met de vaak lakse houding ten aanzien van het specifieke leed van Joodse teruggekeerden betekent vaak het begin van een zwaar en weerbarstig levensverhaal.
Eveneens met de beste bedoelingen opgericht is het Nederlands Volksherstel, een club die blijft kampen met opeenvolgende schandalen. . Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 27 april 1946: Hulp Aan Rijke Kennissen.
Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:
- Twee interviews door Trudy van der Wees, op www.ciceropubliciteit.nl:
-
- ‘Ik ben uit liefde geboren, dat is mijn houvast’, 1-3-2011
- ‘In een spagaat tussen twee werelden’, 31-12-2011
-

Het lijkt een gewoon kiekje uit 1944, maar deze onderduikers in een woning aan de Rotterdamseweg zouden een dag later afgevoerd worden. (foto W.F. van Oosten, TMS 92503)
Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.
Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?