
Schets van de afbeeldingen en opschriften op de lantaren van de Nieuwe Kerk, gemaakt tijdens de restauratie in 1950. (Archief 445, inv.r 1878)
Het einde van een project van een eeuw, dat is iets om te vieren. En dat doen de Delftenaren dan ook, op 6 september 1496. De reden: de voltooiing van de toren van de Nieuwe Kerk, verreweg het hoogste gebouw van de stad. Op de dag af honderd jaar eerder hebben de vier burgemeesters de eerste steen gelegd.
En nu mag de jongste zoon van een van de kerkmeesters het kruis op de spits plaatsen. Er wordt een orgeltje naar boven gehesen en een koortje van professionele zangers beklimt de trappen. Bijna honderd meter boven de Markt, zo dicht mogelijk bij de hemel, zingen zij Te Deum laudamus, U God loven wij.
Rondom de achthoekige lantaren zijn wapenschilden en bijbehorende inscripties aangebracht. Die schildjes kun je vanaf de torenomgang nog wel goed zien, maar de teksten zitten zo hoog dat je ze onmogelijk kunt lezen. Dat hoeft ook niet, want ze zijn niet voor mensenogen bedoeld. Ze moeten God laten zien wie dit vrome werk tot Zijn eer heeft volbracht en wie dus een hemelse beloning verdient.
Het eerste achtkant is gewijd aan hertog Filips de Schone, graaf van Holland, tijdens wiens bewind de toren werd voltooid. Daarna volgen de schout van Delft, de pastoor en de kerkmeesters van de Nieuwe Kerk, de bisschop van Utrecht, de burgers die het geld bijeen brengen, de werklieden, degene die de eerste steen leggen bij het begin en de jongen die het kruis plaatst bij de voltooiing van de bouw. Rangen en standen zijn er om gerespecteerd te worden, zelfs als geen mensenoog het ziet.