
Bezoekers bij het praalgraf van Willem van Oranje. Aquarel van Jan Stolker c. 1755 naar een schilderij van Emmanuel de Witte, 1656 (TMS 64618)
‘En hier staan we met z’n allen bij het praalgraf in de Nieuwe Kerk.’ Je hoort het moeder zeggen als ze de visite het schilderij laat zien. Tegenwoordig sturen we elkaar selfies om anderen te laten weten bij welke toeristische attracties we zijn geweest. In de zeventiende eeuw moet er een schilder aan te pas komen om zo’n uitstapje te vereeuwigen.
Het grafmonument voor de Vader des Vaderlands, voltooid in 1623, trekt vanaf het begin volop belangstelling van nieuwsgierige bezoekers. De Kamer van Charitate, die de armen van de stad voorziet van de broodnodige ondersteuning, mag er entree heffen om de altijd krappe kas te spekken. De inkomsten worden zorgvuldig verantwoord in de goed bewaard gebleven archieven van de Kamer, die berusten in het Stadsarchief. In ‘gewone’ jaren bedragen de entreegelden enkele honderden guldens. Maar als de stadhouderlijke grafkelder weer eens in het nieuws komt, kunnen de inkomsten zomaar flink hoger uitpakken. Het topjaar is 1647, als dankzij de bijzetting van prins Frederik Hendrik op 10 mei liefst tweeduizend gulden kan worden ingeboekt.
Er worden tientallen schilderijen en nog veel meer prenten gemaakt met afbeeldingen van bezoekers van het grafmonument. Voor mensen die zoiets aan de muur hangen, is dat vast nog iets meer dan een tastbare herinnering aan een plezierig dagje Delft. Het kan tegelijk dienen als een nauwelijks verholen blijk van politieke gezindheid. Tegenover gasten die het schilderij of de prent te zien krijgen, kan de familie zo haar trouw aan het Oranjehuis demonstreren.