Bij Vermeer is niets te halen – Stadsarchief Delft
Notitie in het opperste-kleedboek van de Kamer van Charitate van 16 december 1675: ‘Johan Vermeer kunstschilder aen de Oude Lange dijck, niet te haelen’ (Archief 447, inv.nr 409, f 50v)

Notitie in het opperste-kleedboek van de Kamer van Charitate van 16 december 1675: ‘Johan Vermeer kunstschilder aen de Oude Lange dijck, niet te haelen’ (Archief 447, inv.nr 409, f 50v)

29 maart 2024:

Bij Vermeer is niets te halen

‘Niet te haelen’, noteert de klerk van de Kamer van Charitate op 16 december 1675. De boedel van de daags daarvoor overleden Johannes Vermeer blijkt zo gering, dat er niets overschiet voor de armenzorg. Een geluk bij een ongeluk voor de erfgenamen: die hoeven de gehate belasting op het ‘opperste kleed’ tenminste niet te betalen.

De Kamer van Charitate ontstaat in 1614 door samenvoeging van de organisaties voor armenzorg van het stadsbestuur en van de gereformeerde kerk, de diakonie. Ongeveer de helft van de benodigde inkomsten komt uit collectes, de rest uit landbezit en allerlei heffingen die door de Delftse burgers moeten worden opgebracht. Zo ontvangt de Kamer ‘opcenten’ op de stedelijke belastingen op de verkoop van onroerende zaken, wijn en turf. Een heel creatieve heffing is die van het zogenaamde opperste kleed. Van elke overleden ingezetene moet het duurste kledingstuk uit de boedel worden afgestaan aan de Kamer van Charitate. Van tijd tot tijd vinden verkopingen plaats bij het boelhuis, waarna de opbrengst in de kas van de Kamer vloeit. Het staat nabestaanden overigens vrij om niet het kledingstuk zelf in te leveren, maar een bedrag waarvan de hoogte wordt bepaald door taxatie van de boelhuismeester, tot een maximum van honderd gulden.

Alleen vermogende Delftenaren worden voor de opperste-kleedbelasting aangeslagen. De regenten van de Kamer van Charitate hanteren daarvoor een eenvoudig criterium: zij richten zich uitsluitend op nalatenschappen van mensen die worden begraven binnen de kerk, want dat is duur. Wie dat niet kan betalen en zijn laatste rustplaats op het kerkhof vindt, heeft vast ook geen rijke boedel. En zelfs niet iedereen die binnen de kerk ter aarde wordt besteld, laat voldoende na om te worden aangeslagen. Dat blijkt wel uit de notitie over de schilder Johannes Vermeer. Hij ligt wel degelijk in de Oude Kerk, maar nadat de begrafeniskosten zijn betaald, is er voor de armenzorg niets meer te halen.

Inloggen