Een katholiek interieur – Stadsarchief Delft
Boedelinventaris van het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis, 1855 (Archief 438, inv.nr 607)

Boedelinventaris van het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis, 1855 (Archief 438, inv.nr 607)

Elisabeth Maria Johanna van der Heijdt in het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis, ca. 1898, foto J.C.C. Witte (TMS 80014)

Elisabeth Maria Johanna van der Heijdt in het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis, ca. 1898, foto J.C.C. Witte (TMS 80014)

18 februari 2023:

Een katholiek interieur

Katholiek Delft haalt in 1749 opgelucht adem. Op de hoek van de Molenpoort en de Burgwal opent een katholiek weeshuis. Ouderloze kinderen van geloofsgenoten kunnen voortaan hier terecht en hoeven niet meer opgevangen te worden in het algemene, gereformeerde weeshuis aan de Oude Delft.

Sinds 1572 opereren katholieken noodgedwongen ondergronds. In de achttiende eeuw komt er geleidelijk aan ruimte om het geloof weer openlijk te belijden. Dat resulteert onder meer in twee grote zorginstellingen: het R.K. Oude Mannen- en Jongenshuis en het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis, beide aan de Oude Langendijk. Deze minutieus opgestelde boedelinventaris uit 1855 zorgt ervoor dat we in dat laatste huis binnen kunnen kijken.

Het R.K. Oude Vrouwen- en Meisjeshuis bestaat uit 24 ruimtes, van de zolder tot de kelder. Er verblijven 34 meisjes in het huis. De eetzaal is ingericht met precies genoeg tinnen borden, witte kommetjes, lepels en vorken. Messen zijn mogelijk alleen voor de oudere meisjes, daar zijn er maar twaalf van. De negen oude vrouwen hebben een eigen eetzaal en een eigen slaapzaal. Tot slot verblijven er ook enkele commensalen, ouderen die zich hebben ingekocht om te worden verzorgd. Zij eten apart, en wel van witte borden en dessertborden. Ook staan er luxeartikelen als een mosterdpot, een peperbus en een zoutvat op tafel. In de regentenkamer wordt duidelijk vergaderd, daar staan een tafel, stoelen, inktpotten en rookgerei. In de regentessenkamer vinden blijkbaar de feestelijke maaltijden van de bestuurders plaats, gezien de vele borden, schotels, schaaltjes, karaffen, bier- en wijnglazen.

Dat het tehuis in grote mate zelfvoorzienend is, blijkt uit ruimtes als de provisiekamer, de keuken en de werkkamer met schoonmaakgerei: zeven houten emmers, een glazenspuit, een schuier en een zeemleren lap. In het ‘zuurhuis’ worden groenten ingemaakt en de bakkerij levert het brood. Ook op geestelijk terrein biedt het tehuis alles wat de inwoonsters nodig hebben. In vrijwel ieder vertrek hangt een kruisbeeld en er is een eigen kapel. Nu het weer is toegestaan, moet het geloof gevierd worden ook!

Inloggen
Share
Tweet
Share