Het geheugen als archief – Stadsarchief Delft
Reglement van het Heilige-Geestzusterhuis, gereconstrueerd op 3 maart 1538 (Archief 200, inv.nr 1)

Reglement van het Heilige-Geestzusterhuis, gereconstrueerd op 3 maart 1538 (Archief 200, inv.nr 1)

16 maart 2024:

Het geheugen als archief

Het archief is het geheugen van de stad, wordt wel eens gezegd. Maar het omgekeerde gaat soms ook op: als je geen archief hebt, moet je terugvallen op je geheugen. En dat is precies wat er speelt na de stadsbrand van 1536. Het stadsbestuur, het Oude Gasthuis, het begijnhof, een aantal kloosters en honderden particulieren zijn hun archief kwijt. Testamenten, huwelijkse voorwaarden, koop- en huurcontracten, alles moet opnieuw schriftelijk worden vastgelegd.

Dat geldt ook voor het reglement van het Heilige-Geestzusterhuis, op de hoek van de Oude Delft en de Nieuwstraat, omstreeks 1390 gesticht door Willem Nagel. Het is voor schrijvers over de geschiedenis van Delft altijd een wat raadselachtige instelling geweest: is het nou een klooster of een gasthuis of nog iets anders? De precieze status is ook in 1543 al een punt van discussie. Het stadsbestuur bemoeidt zich met de vraag of zusters die het huis verlaten, de spullen mee mogen nemen die zij bij hun intrede hebben ingebracht. Het oude reglement is bij de stadsbrand verloren gegaan. Maar op 3 maart 1538 komen de bewaarders – de van stadswege aangestelde toezichthouders – in het tehuis bijeen om op te tekenen wat de zusters zich allemaal herinneren van de regels.

Het gereconstrueerde reglement maakt duidelijk dat het Heilige-Geestzusterhuis geen klooster is. De alleenstaande vrouwen die er wonen, volgen namelijk geen kloosterregel en zijn niet aangesloten bij een religieuze orde. Zij houden wel gezamenlijke gebedsoefeningen en zij hanteren een strikte dagindeling. Maar anders dan echte kloosterlingen mogen zij de instelling ook verlaten, sterker nog: dat moeten zij. De zusters houden zich namelijk bezig met thuiszorg: de verzorging van zieken en andere behoeftigen aan huis. Maar ’s avonds om zeven uur moeten zij allemaal binnen zijn en gaat de deur op slot. Nieuwe zusters krijgen een proeftijd van een jaar. Besluiten zij hierna om definitief in te treden, dan moeten zij een zogenaamde medegave inbrengen als ‘bruidsschat’. Die kan bestaan uit goederen, geld, renten of een combinatie daarvan en blijft te eeuwigen dage eigendom van het huis. De zusters mogen de medegave dus niet meenemen als zij onverhoopt uittreden en hij gaat na hun overlijden ook niet terug naar de familie.

In 1543 bevestigen diverse getuigen dat enkele zusters die vóór de stadsbrand het tehuis wilden verlaten, hun medegave inderdaad niet mee hebben meegekregen. Het stadsbestuur weet genoeg: met het geheugen van de zusters die in 1538 het reglement hebben gereconstrueerd, is niets mis. Hun herinneringen kunnen het archief in en liggen daar nog.

Inloggen