
Spotprent op het katholicisme, 1853. (TMS 91565)
Een bisschop, herkenbaar aan zijn mijter, toont achter een masker van Christus zijn ware, valse gezicht. Het is een van de talloze spotprenten die in 1853 verschijnen uit protest tegen het herstel van de katholieke kerkelijke organisatie in Nederland. Eeuwenlang heeft de hervormde kerk een bevoorrechte positie genoten, maar hieraan komt door de grondwetherziening van Thorbecke in 1848 een einde. Protestanten zien in het toelaten van de benoeming van bisschoppen verraad aan de zaak waarvoor Willem van Oranje en andere grondleggers van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hebben gevochten.
De mijter wordt in deze prent en vele andere spottend gebruikt als herkenningsteken van ‘de katholiek’. Als zodanig heeft hij al een hele geschiedenis achter zich. Neem nu de zaak van Hendrick Jansz, afkomstig uit Stettin in Pommeren, die dient voor de Delftse schepenbank op 26 maart 1610. Hij is opgepakt voor oplichting van mensen die ‘noch steecken in de blintheijt van de pauselijcke superstitiën’ – katholieken dus, die na de Reformatie de moederkerk trouw blijven. Er heerst in de Republiek weliswaar geloofsvrijheid, maar alleen calvinisten en luthersen mogen hun godsdienst vrijelijk praktiseren. Katholieken raken hun kerken kwijt en vertrouwde openbare plechtigheden als processies en bedevaarten worden verboden.
In de Spaansgezinde Zuidelijke Nederlanden bloeit de Katholieke Kerk in deze tijd juist weer op. Uit dankbaarheid voor de verdrijving van de calvinisten bouwen de aartshertogen Albrecht en Isabella in 1605 een basiliek in Scherpenheuvel bij Zichem. Hier wordt al eeuwenlang een Mariabeeldje vereerd, maar nu wordt het helemaal een razend populaire bedevaartplaats. Ook katholieken uit het Noorden bezoeken dit heiligdom om te bidden om genezing of andere hulp van boven. Maar niet iedereen heeft tijd, geld of lef om naar het Zuiden af te reizen. Daar heeft Hendrick Jansz iets op gevonden: hij biedt mensen aan om voor een bescheiden bedrag in hun plaats de bedevaart naar Scherpenheuvel te maken en daar hun voorbede te doen. Heel wat goedgelovigen vertrouwen hem hun geld toe, maar hij verbrast het ‘in welluste, met hoeren ende snoeren’.
De schepenen vellen een passend vonnis. Hendrick wordt met een mijter op zijn hoofd en een geschilderd beeld van Onze Lieve Vrouwe van Scherpenheuvel op het schavot voor het stadhuis te pronk gezet. Vervolgens wordt hij ‘strengelijcken gegeesselt’ en voor vijftig jaar verbannen uit Holland en West-Friesland. Kan hij mooi op bedevaart…