Joodse Brigade – Stadsarchief Delft

Joodse Brigade

13 oktober 1945

Het is iedereen opgevallen: in de stad waren de afgelopen maanden weer davidsterren te zien. Nu niet als onderdrukkend merkteken bedoeld, maar met trots gedragen op de mouwen van de legerkleding van de Joodse Brigade. Op 11 oktober nemen de mannen van deze eenheid afscheid van Delft en bedanken zij de inwoners. Ze laten een aantal verliefde meisjes achter én een opgekalefaterde synagoge.

Opgestookt
Het gebedshuis aan de Koornmarkt is al jaren nauwelijks in gebruik. Noodgedwongen gesloten tijdens de oorlog, maar eigenlijk is de Delftse Joodse gemeente al sinds de jaren ’20 aan het kwakkelen. Er zijn weinig belangstellenden en de meer orthodoxe Joden gaan liever naar de Haagse synagoge.
De Joodse Delftenaren die in de oorlog niet zijn vermoord, vinden hun erfgoed in erbarmelijke staat terug. De synagoge staat er nog, maar de omheining van de Joodse begraafplaats achter het Heilig Landpark is al lang en breed opgestookt, en van het metaarhuisje (lijkenhuis) is bijna niets meer over. Delftenaar G.H. Lindeman hekelt zijn stadgenoten in een ingezonden brief in de krant. ‘Ze dachten natuurlijk: De Joden komen toch niet terug.’

Mouwembleem van de Joodse Brigade. (Collectie Joods Historisch Museum)

Bewakers van Duitsers
Het moet een vervreemdende ervaring zijn als eind augustus de Joodse Brigade de stad binnenmarcheert. Deze brigade met de davidster op hun mouw bestaat sinds de zomer van 1944. Met instemming van de Engelse premier Winston Churchill vormen ruim 5000 Joodse vrijwilligers uit Palestina, dan een Brits mandaatgebied, een eigen legereenheid. Zij vechten onder meer mee in Italië. Eind augustus 1945 wordt de Palestinian Group Netherlands gevormd, een eenheid van 144 man die gaat toezien op de mijnen ruimende Duitse krijgsgevangenen.
De krijgsgevangenen reageren vanzelfsprekend ‘zeer ontsteld’ op de aangekondigde wisseling van de wacht. De verbetenheid van juist deze militairen tegen de nazi’s is wijd en zijd bekend. De in Delft gelegerde kapitein Caspi bezweert geen ‘Duitsche methode’ toe te passen. Wel zorgt hij voor een bescheiden stunt tijdens de festiviteiten voor koninginnedag op 31 augustus. Hij wijst acht voormalige SS’ers aan die de synagoge op de Koornmarkt moeten schoonpoetsen. ‘Een alleszins prijzenswaardig en symbolisch werk’, aldus Veritas. Delft loopt massaal uit.

Volle sjoel
Een week later, tijdens Rosj Hasjana (Joods nieuwjaar), wijdt een groep betrokkenen de schoongemaakte synagoge in. Ondanks de gedecimeerde Delftse Joodse gemeente zit de sjoel stampvol. De mannen van de Joodse Brigade zijn aanwezig, evenals de burgemeester, een oud-minister van ARP-huize en de Delftse dominees N. van Gelder en J. Fokkema. De van zijn onderduikadres teruggekeerde boekhandelaar Martin Cohen en de legerrabbijn bedanken de burgemeester en de Delftenaren voor de ‘ondervonden steun in de afgeloopen moeilijke jaren’.
De aanwezigheid van de Joodse militairen levert meer op dan alleen een drukbezochte synagoge. Het geeft de gehavende Joodse gemeenschap de moed om te proberen de gemeente nieuw leven in te blazen. Al is het maar vanwege een artikel dat op 1 oktober in Veritas staat en ongetwijfeld hard binnenkomt: ‘Over 50 jaar geen Joden meer in Nederland?’ De krant becijfert dat er nog maar 23.000 van de 140.000 Joodse Nederlanders in leven zijn. ‘Biologisch is het Nederlandsche Jodendom tot spoedigen ondergang gedoemd.’

Interieur van de synagoge aan de Koornmarkt, na de restauratie en heropening in 2003, foto Kees Spiero.

Afleiding
De militairen van de Joodse Brigade hebben weinig op met dergelijke doemscenario’s. Velen dromen van een nog op te richten eigen staat Israël. Zij praten er onderling over en soms ook met Delftse burgers, bij wie ze ’s avonds worden uitgenodigd voor wat afleiding. Zo komen een paar van hen weleens bij de familie Swaan langs.
Kort na de heropening van de synagoge trekken de Joodse militairen en de Duitse krijgsgevangenen weer verder. Minstens een van hen – Jitzhak Waron – correspondeert daarna nog met een Delfts meisje: Estella Swaan. Ze blijven contact houden, ook als hij in 1946 met zijn eenheid weer naar Palestina wordt gestuurd. Wanneer Estella in 1998 geïnterviewd wordt voor het boek Blijvers en voorbijgangers, Joden in Delft vertelt zij inmiddels ruim 50 jaar met hem getrouwd te zijn. In Israël, dat wel. Hun toekomst lag inderdaad niet meer in Delft.

Naast de synagoge krijgen ook andere Delftse gebouwen een opknapbeurt. Zeker bij de Lijm- en Gelatinefabriek is dat hard nodig. Daarover meer in het Bevrijdingsbulletin van 20 oktober 1945: Schade aan de Lijmfabriek.

Dit verhaal is gebaseerd op informatie uit:

Ga hier naar alle Bevrijdingsbulletins.

Zelf onderzoek doen naar de Tweede Wereldoorlog in Stadsarchief Delft?

Inloggen