
Personeelsfoto bij het 200-jarig bestaan van de Constructiewerkplaatsen, 1879 (TMS 2836)
Het Algemeen Handelsblad schrijft in 1879 over 200 jaar Constructiewerkplaatsen in Delft. Een instelling die in één jaar tijd 321 kanonnen, 124 draagstellen en 85 artillerievoertuigen maakt en repareert, en ook nog eens 73.000 granaten, 800.000 revolverkogels en bijna 6,4 miljoen geweerkogels produceert, verdient een plekje in de kolommen.
In 1679 huren de Staten-Generaal een paar houttuinen bij Delft om er affuiten te laten maken, houten onderstellen voor kanonnen. Het is het begin van een bloeiende militaire industrie met volop werkgelegenheid voor allerhande ambachtslieden. Ambtenaren en directie vullen de organisatie aan, die in 1879 uit honderden personeelsleden bestaat.
Tijdens de feestweek speelt vier avonden lang een komedievoorstelling in de Stadsdoelen voor al deze medewerkers en hun gezinnen. De werkplaatsen baden ’s avonds in een zee van elektrisch licht, een bezienswaardigheid waar half Delft op afkomt. Vuurwerk en een show met lichtbeelden op de Markt – alweer zo’n nieuwerwetse activiteit – maken het feest compleet. Voor de officiële verjaardag op 22 november 1879 studeren de mannen een feestlied in waar de daadkracht vanaf spat, met strofen als:
‘Wie staal en ijzer vormt tot zwaard, tot vuurmond of geweer…
Ons is ’t denzelfden prijs ook waard. Denzelfden? Neen, veel meer!!’
Een van de toehoorders is de 81-jarige prins Frederik, zoon van Willem I, eregast bij de festiviteiten. Eigenlijk is hij tweede keus, want koning Willem III is verhinderd, een eufemisme om onder dit soort plichtplegingen uit te komen. Prins Frederik slaat zich er dapper doorheen. Ondanks het ‘vinnig koude weder’ staat hij anderhalf uur lang op de binnenplaats om herinneringsmedailles uit te reiken. De lunch in het stadhuis slaat hij over, maar dat voorkomt niet dat hij een flinke verkoudheid aan de dag overhoudt.
Is het opgelopen koutje een voorbode van groter onheil? Voor prins Frederik niet, hij knapt weer op. De Constructiewerkplaatsen krijgen het wel zwaar te verduren. Technische vernieuwingen brengen al langer bestaande plannen voor een wapenfabriek bij Amsterdam in een stroomversnelling. Afdeling voor afdeling verhuist naar de Hembrug en het 250-jarig bestaan wordt niet meer in Delft gevierd. In 1929 herinneren alleen de grote panden op de Houttuinen nog aan de roemruchte militaire bedrijvigheid.