
Portret van Cornelis Musius, omringd door scènes van zijn marteldood. Prent door Jan van de Velde, 1632-1634 (TMS 59193)
Wie niet tegen bloederige beelden kan, moet maar niet al te grondig naar deze prent kijken. Daarop wordt namelijk tot in de gruwelijkste details weergegeven hoe Cornelis Musius, de pater van het Sint-Agathaklooster, op 10 december 1572 aan zijn eind komt. Ten overvloede beschrijven de Latijnse onderschriften wat er precies gebeurt op die winterdag in Leiden.
Musius wordt in 1500 geboren in Delft. Hij studeert in Leuven en maakt jarenlange omzwervingen langs andere universiteiten. Na tot priester te zijn gewijd, bemachtigt hij in 1538 met dank aan zijn goede relaties in Delft het ambt van pater van het Sint-Agathaklooster, met meer dan honderd zusters het grootste van de stad. Hij wordt door hen op handen gedragen en de genegenheid moet wederzijds zijn geweest, getuige de zilveren schaaltjes die hij hun in 1565 schenkt.
Het Sint-Agathaklooster wordt door het stadsbestuur gebruikt om hoge gasten te huisvesten, zoals stadhouder Willem van Oranje. De prins en de pater kunnen het goed met elkaar vinden, hoewel Oranje steeds meer onder invloed komt te staan van hervormingsgezinde ideeën, terwijl Musius pal staat voor het katholieke geloof.
In juli 1572 krijgen de calvinisten het voor het zeggen in Delft. De kloosters worden opgeheven en tal van religieuzen ontvluchten de stad. Musius krijgt van Oranje een vrijgeleide om naar Amsterdam te trekken, dat nog in het katholieke kamp verkeert. Nog voor hij Den Haag heeft bereikt, wordt hij herkend en onderschept door een troep geuzen, de fanatiekste anti-papisten die er rondlopen. Zij brengen hem naar Leiden, waar zij hem onderwerpen aan de vreselijkste martelingen. Musius weigert zijn geloof te herroepen, waarna zij hem ophangen bij het stadhuis.
Als Jan van de Velde zestig jaar na dato deze prent maakt, heeft de gereformeerde kerk een onaantastbare positie. De katholieken mogen hun geloof niet in het openbaar praktiseren, maar zijn wel bezig zich opnieuw te organiseren en hun zelfbewustzijn op te vijzelen. Onderdeel daarvan is het ophalen en vastleggen van herinneringen aan het glorierijke verleden. De standvastigheid waarmee mensen als Musius de vervolging en zelfs het martelaarschap hebben ondergaan, wordt de onderdrukte katholieken ten voorbeeld gesteld.