
Ontwerptekening voor de gevel van het Hofje van Gratie, c. 1660. Hierop ontbreekt nog de later aangebrachte gevelsteen. (TMS 118861)
De kruithuisontploffing van 1654 is een regelrechte ramp, maar een geluk bij een ongeluk voor de bewoners van het Hofje van Gratie. Dat wordt in 1573 gesticht op de Geer door burgemeester Pieter Pietersz Sasbout. Op het achterterrein van zijn huis aan het begin van de Breestraat bouwt hij zes woninkjes. Die zijn bestemd voor gratis bewoning door echtparen van minstens vijftig jaar oud, ‘sonder kinderen of ander volck bij haer in te hebben’.
In 1660 willen de Staten van Holland het Armamentarium uitbreiden. De nazaten van de stichter die het hofje besturen, verkopen de huisjes en de bijbehorende percelen voor goed geld. Zij vinden een nieuwe locatie aan de Van der Mastenstraat, in het gebied dat is verwoest door de Delftse Donderslag. Het stadsbestuur stelt gratis grond beschikbaar, voldoende om het aantal huisjes met één uit te breiden. Dit wordt gememoreerd op de gevelsteen: ‘Wy stonden eertyds op de Geer / Zes in getal doch nu een meer.’
Op 8 juli 1660 wordt de eerste steen gelegd en voor het einde van het jaar zijn de huisjes zo goed als klaar, met dank aan het ‘schoon drooch en gewenst weder’. Het hofje beschikt over riolering, een bijzonder moderne voorziening voor die tijd, en aan de achterzijde liggen een galerij en een tuintje voor gezamenlijk gebruik. De bewoners gaan er flink op vooruit en de verhuizing wordt dan ook aangegrepen om de eisen aan de doelgroep te verhogen. Eerder wonen er nog wel mensen die een uitkering van de Kamer van Charitate ontvangen, maar dat is vanaf nu taboe. Sterker nog: nieuwe bewoners moeten een entreegeld betalen van vijfentwintig gulden per persoon, ongeveer een maandloon. In 1699 wordt het verhoogd tot veertig gulden en bovendien moet iedereen bij overlijden minstens tien gulden aan het hofje nalaten.
In vijf van de zeven huisjes woont een echtpaar, in de beide andere worden de twee kamertjes betrokken door twee ongehuwde vrouwen. De opsteller van het reglement voorziet kennelijk dat het lastig is om met veertien personen zo dicht op elkaar te leven. De bewoners worden daarom op straffe van uitzetting gemaand zich te onthouden ‘van alle gekijf, vechterij, onruste, dronckeschap, ontuchtig leven ende andere quaede huijshoudinge’.