‘Huyden my, morghen dy’ – Stadsarchief Delft
In 1958 worden de restanten gesloopt van het Maria-Magdalenaconvent, van 1557 tot 1654 in gebruik als pesthuis. (TMS 125089; foto Openbare Werken)

In 1958 worden de restanten gesloopt van het Maria-Magdalenaconvent, van 1557 tot 1654 in gebruik als pesthuis. (TMS 125089; foto Openbare Werken)

23 april 2024:

‘Huyden my, morghen dy’

Waar rozemarijn al niet goed voor is: als de pest heerst, is het aan te raden dat je je huis met rozemarijn ‘beroockt’, want de rook verdrijft de ‘quade lucht’. Krijgt iemand de gevreesde ziekte onverhoopt toch, neem dan twee oude walnoten, een vijg, tien wijnruitbladeren en een beetje zout, maal en meng dat alles, braad het onder de as in de haard, besprenkel het met wijn en geef het de zieke te eten. Of maak een drankje: leg een stuk goud 24 uur lang in citroensap en meng dat dan met witte wijn en poeder of een aftreksel van engelwortel.

Zomaar wat adviezen uit een curieus handschrift in de Collectie Losse Aanwinsten van het Stadsarchief. In het begin van de zeventiende eeuw schrijft een onbekende op de lege bladzijden achterin een boek met Delftse privileges recepten tegen allerlei kwalen, vooral tegen de pest. Dat is uiterst actueel, want de ziekte is zeer gevreesd. Hij is uiterst besmettelijk en slaat ongenadig snel en zwaar toe. ‘Huyden my, morghen dy’, prent de auteur de lezers in.

In 1537, kort na de stadsbrand, heerst de pest al eens in Delft en in mei 1557 breekt een nog veel zwaardere epidemie uit. Alsof het stadsbestuur het heeft voorvoeld, wordt precies in die maand een hospitaal in gebruik genomen dat speciaal is bedoeld voor pestslachtoffers. De goederen en gebouwen van het opgeheven Maria Magdalenaconvent aan de Verwersdijk worden onder beheer gesteld van de gasthuismeesters van het Oude Gasthuis aan de Koornmarkt. Die kunnen lijders aan besmettelijke ziekten voortaan onderbrengen op deze locatie, die het Nieuwe Gasthuis wordt genoemd. Enkele voormalige kloosterzusters blijven er wonen om te helpen in de verpleging. Op 8 februari 1558 arriveert Pieter van Foreest in Delft om te beginnen aan zijn baan als stadsgeneesheer. Naar eigen zeggen ziet hij tijdens zijn wandeling van de Haagpoort naar de Oude Kerk zeven uitvaartstoeten. Er sterven soms honderd mensen op een dag. Als de epidemie in november voorbij is, blijkt in anderhalf jaar tijd ongeveer een derde van de Delftse bevolking te zijn overleden. Een eeuw lang steekt de ziekte eens per tien of twintig jaar de kop op en telkens maakt hij duizenden slachtoffers. Geen wonder dat er zoveel belangstelling is voor recepten tegen de pest.

Inloggen
Share
Tweet
Share