
Vergunning van de Staten van Holland voor de armenbezorgers van de katholieke armen te Delft om legaten te aanvaarden, 1729. (Archief 1, inv.nr 2166, charter 7177)
Het stadsbestuur staat in 1711 voor een duivels dilemma. De schatrijke Elisabeth Schoonhoven is overleden en blijkt haar vermogen te hebben nagelaten aan de roomse armen te Delft. Het probleem is dat de katholieke gemeenschap in de gereformeerde Republiek feitelijk illegaal is en dus geen rechtspersoonlijkheid bezit. Zij kan dus geen erfenissen en legaten aanvaarden, want de overheid wil voorkomen dat opgebouwd kapitaal wordt ingezet om ‘paapse stouticheden’ te financieren. Maar dat zo’n gulle gift aan de neus van de Delftse gemeenschap voorbij dreigt te gaan, beschouwt het stadsbestuur als een wel heel ongewenst neveneffect. De economie draait slecht en er zijn dus veel werklozen en andere behoeftigen, die zwaar op de stedelijke armenkas drukken. Om die lasten te verlichten zou het bijzonder welkom zijn als katholiek geld in Delft wordt besteed. Het gebeurt maar al te vaak dat rijke katholieken hun geld liever doneren aan door de paus goedgekeurde doelen in het buitenland dan het inzetten om plaatselijke noden te lenigen.
Delft is niet de enige stad die te maken heeft met deze kapitaalvlucht. In de Staten van Holland ontstaat geleidelijk een meerderheid voor het plan om katholieke fondsvorming toe te staan, maar dan alleen ten behoeve van de armenzorg. In 1729 is het eindelijk zover: de Staten vaardigen een plechtige oorkonde uit waarin de Delftse kerk- en armmeesters wordt toegestaan legaten te aanvaarden. De burgemeesters moeten erop toezien dat van deze regeling geen misbruik wordt gemaakt, en dat doen zij. Zij stellen voor het beheer van de erfenis van Elisabeth Schoonhoven een rentmeester aan op kosten van… juist, de katholieke kerk- en armmeesters. Het stadsbestuur wil natuurlijk wel de lusten, maar vooral niet de lasten van zijn inschikkelijkheid.